ERRORSTELZe komen de camping opgereden om negen uur ’s avonds, in een Renault 4. Ze stappen niet uit, ze kijken niet rond naar een geschikte plek, ze draaien een halve cirkel rond een boom en stoppen waar ze uitkomen. De auto wordt van binnenuit geblindeerd, de parkeerlichten gaan aan, en zo brengen ze de nacht door. Het kenteken verraadt een Parijse afkomst. Dat is een eind rijden, blijkbaar zonder tent of enige kampeeruitrusting. Van Parijs naar Madrid is toch zeker 1000 kilometer, en we zitten hier nog vijftig kilometer voorbij Madrid. Pas om tien uur ’s ochtends komt er beweging in de Renault. Er klimt een man uit, ergens in de vijftig. Hij heeft een handdoek om zijn middel geslagen en draagt een vieze sweater. Aan de andere kant stapt een dame uit, een oma van tegen de tachtig. De man zet thee op een gastank, de vrouw verdwijnt naar het toiletgebouw. Als zij terugkomt is ze keurig gekleed: lange jas, nette schoenen, een Wilhelmina-hoed op het hoofd en een wandelstok in de hand. Ze loopt met kleine maar kordate pasjes, en als een kind haar met zand gooit spreekt ze het in het Spaans toe. De man loopt tot ver in de middag in zijn handdoek, waar hij zo te zien niets onder draagt. Hij schreeuwt naar mensen die hun hond iets te dichtbij laten rondrennen: ze moeten niet zoveel stof veroorzaken; de hond loopt over het gras, en door de regen is er al een week niets dan modder, geen stof. Als hij zich tenslotte heeft aangekleed, maken ze een wandeling. Hij spreekt haar aan met Mamie. Daarna moet ze op de foto. De man zet haar op een stoel, maar ze wil niet. Als hij zich omdraait om enige afstand te nemen, staat zij op en loopt boos weg. De ruzie wordt gesust, de foto wordt genomen. Het zijn Van Kooten en De Bie in vermomming, dit stel. Ze voeren een absurd toneelstuk op, een improvisatie waaruit blijkt dat ze al minstens vijftig jaar op elkaar zijn ingespeeld. ’s Avonds maken ze weer een wandeling. Eerst bekijken ze de zwarte Spaanse koeien in de aangrenzende wei. Dan wandelen ze richting dorp. Het is zes kilometer lopen naar het dorp. Pas laat gaan de parkeerlichten weer aan. Waar ze vandaan komen is duidelijk. Wat ze hier zoeken, of waar ze naar toe gaan, is onbekend. Misschien naar de wereldtentoonstelling, misschien naar het graf van de echtgenoot die sneuvelde in de burgeroorlog—de Vallei der Gevallenen is hier vlakbij. De volgende morgen zijn ze verdwenen. |