A SMALL MARGIN OF ERROR
Vakantie
Iedere keer als ik in Frankrijk kom, valt mij weer op hoe slecht
Nederlanders de Franse taal beheersen. De tijd dat we trots konden zijn op
onze talenkennis is definitief voorbij. Ik hoor vermoedelijk tot de laatste
generatie die nog drie jaar verplicht het vak Frans heeft gehad op de
middelbare school. Ik lees soms zelfs een boek in die taal, en dat komt
waarschijnlijk nog veel minder vaak voor.
Nu is dat op zichzelf geen ramp, in dit tijdperk van MTV en Internet, maar
soms is het toch wel handig om je te kunnen redden in het Frans—tijdens je
vakantie bijvoorbeeld. Daarom dus een paar tips. Let wel, het gaat nu niet
om het kopen van een brood (un pain) maar om het voeren van gesprekken
met enige inhoud.
Uiteraard is het begin van alles een redelijke woordenschat. Een goede
maatstaf is het kunnen lezen van een krant. Maar minstens zo belangrijk is
een goede presentatie. Een Fransman spreekt met zijn mond, met zijn gezicht,
z’n ogen, z’n handen. Wil je een beetje meepraten, dan moet je dat ook doen.
Bovendien slikt een Fransman de helft van wat ‘ie zegt in. Dat heeft nadelen,
vooral wanneer je een gesprek probeert te volgen. Maar het heeft ook
voordelen: je kunt er uitstekend mee camoufleren dat je niet weet waar die
persoonsvorm ook alweer op eindigde. Veel werkwoordsklanken kun je op die
manier voor alle mogelijke tijden gebruiken.
De drie belangrijkste woorden bij het voeren van een goed gesprek zijn
alors, hein, en bôfff. Het woord alors is
de perfecte opmaat voor een zin; het geeft aan dat je zelf ook nog niet
helemaal weet hoe het gaat lopen, maar dat wat je wil zeggen wel van belang
is. Het woordje hein wordt uitgesproken als het Nederlandse ‘huh’, maar
met een nadrukkelijke neusklank. Dit woord kan naar willekeur ingevoegd
worden in elk gesprek.
Het woordje bôfff dat in geen enkel woordenboek voorkomt,
wordt gemaakt door de lippen lichtjes op elkaar te houden, een beetje lucht in
de wangen te blazen, gevolgd door vrijwel stemloze ò-klank terwijl deze
lucht door de lippen ontsnapt. Hierbij kijkt men bij voorkeur niet naar de
gesprekspartner, maar naar het plafond, de nagels van de linkerhand, of de
uitgang. Perfecte toepassing van dit woord vereist wel de nodige oefening.
Dé uitdrukking om een vastlopend gesprek nog enigszins te redden,
is dus: Alors hein, bôfff… Vrij vertaald: vertel mij wat, ik
weet er alles van (en nu jij weer).
© Roelof Ruules
|